Jan-Willem van de Groep: ‘Zet bij bouwprojecten vanaf dag één in op biobased’

Jan Willem van de Groep

De techniek is niet het knelpunt bij de transitie naar een duurzame gebouwde omgeving. Daarbij is het wel essentieel dat de biobased materialen niet later het project in gefietst worden, zegt duurzame bouw-expert Jan Willem van de Groep. Pas als je ze vanaf het eerste moment als uitgangspunt neemt, worden grondstoffen als hout, hennep en stro een economisch aantrekkelijk alternatief voor het traditionelere staal en beton. Dan kunnen ze zelfs in hoogstedelijke context hun steentje bijdragen.

Jan Willem van de Groep is een ouwe rot in een relatief nieuwe industrie. Al ruim een decennium werkt hij onvermoeibaar aan een duurzamere gebouwde omgeving. Het opereert op het snijvlak van bouwen, wonen, landbouw en energie en stond aan de wieg van onder meer Stroomversnelling, Factory Zero en Gideons Tribe.

Daarnaast werkt hij veel met overheden samen, van Rijk tot provincie tot gemeente. Zo ook met het Woningbouwatelier (WBA). Samen met transitiestrateeg Atto Harsta, het Almeerse Praktijk- en Innovatiecentrum Circulaire Economie (PRICE) en het WBA organiseerde hij de webinarreeks Biobased Bites, over de actuele stand van zaken in de biobased bouw.

Wat zijn de opvallendste conclusies uit de Biobased Bites?
‘We hebben veel verschillende systemen en materialen behandeld. Het WikiHouse, hout, hennep, mycelium, biocomposieten. Dat laat zien dat er gewoon al ontzettend veel kan op het vlak van duurzaam bouwen. Het Natural Pavilion op het Floriadeterrein heeft daar ook aan bijgedragen in het afgelopen jaar.’

‘Bij de sessies zijn ook veel verbindingen gelegd tussen ondernemers en andere actoren. Dat verraste me. Je zou verwachten dat de biobased wereld regelmatig samenkomt, maar in de praktijk valt dat tegen. Ondernemers zijn vooral bezig met het ontwikkelen van hun eigen producten, en hebben minder tijd voor het leggen van de verbindingen.’

‘Er werd bij de Biobased Bites dus vaak nog lang nagetafeld. We hadden bijvoorbeeld een ondernemer die isolatie van hennep maakt en een ondernemer die hennepscheven nodig heeft. Die scheven zijn een restproduct bij de isolatie, dus daar ontstaat dan een samenwerking.’

Als je het over biobased bouwen hebben denken mensen vaak als eerste aan hout. Wat zijn onbekendere materialen die wat meer aandacht verdienen?
‘De meest kansrijke materialen kan je bij wijze van spreken gisteren al gebruiken. Hennep, vlas en stro zijn dus op de korte termijn kansrijk. Op de langere termijn gaan biocomposieten een grote rol spelen, als vervanger van staal en beton. Dat staat nog redelijk in de kinderschoenen, maar is wel veelbelovend.’

‘Verder liggen er nog kansen bij vezels uit gewassen die erg veel CO2 opnemen, zoals olifantengras, zonnekroon en sorghum. Die kan je prima telen in Nederland, dat gebeurt al voor andere doeleinden. Dus daar bouwmaterialen van maken, dat is echt de next step.

Technisch kan er dus al heel veel en er wordt veel geïnnoveerd. Tegelijkertijd zien we dat de vraag naar biobased materialen er niet altijd is. Hoe trek je dat recht?
‘Ik ben erg voor oplossingen waarbij je niet kunstmatig vraag gaat creëren. Biobased materialen moeten op een dusdanig prijsniveau komen, dat het zelfstandig een aantrekkelijk alternatief wordt voor traditionele materialen. De prijzen liggen al dicht bij elkaar, zeker met het oog op de huidige energieprijzen en de stijgende kosten in de bouw. Nu is het dus zaak om schaal te krijgen, waardoor prijzen wat dalen, en biobased materialen een logische optie zijn in de bouw.’

Het klinkt wel als een soort kip-ei-verhaal. Voor lagere prijzen is schaal nodig, maar voor schaal zijn lagere prijzen nodig.
‘Er moet inderdaad wel een latente behoefte aanwezig zijn om die vraagvergroting te krijgen. Daar moeten opdrachtgevers op sturen en ze moeten bereid zijn erin te investeren. Daarbij geldt dat het gat echt niet zo groot is.’

‘Neem bijvoorbeeld isolatie. In de gemiddelde woning gaat niet zo veel isolatiemateriaal, dus biobased isolatie van hennep gebruiken in plaats van steenwol scheelt een paar honderd euro per woning. Dat kunnen en willen de meeste corporaties wel lijden. De kwaliteit van de hennep is bovendien vele malen groter, het is een hoogwaardiger product. Maar die waarde wordt niet altijd goed ingeschat.’

Verwacht je dat het nietig verklaren van de stikstofvrijstelling voor de bouw door de Raad van State dat benodigde zetje in de vraag gaat geven?
‘Het kan helpen. Hout en andere biobased materialen zijn lichter dan traditionele. Je hebt dus minder zwaar materieel nodig voor de bouw, waarmee je minder stikstof uitstoot. Daarmee is het een onderdeel van de oplossing.’

‘Maar ik zie nu nog geen grote verschuivingen. Dat zal wat meer jaren nodig hebben. Het omkatten van een bouwproject is niet simpel. Al die gebouwen die nu vergunning krijgen bouw je niet zomaar om naar biobased. Want er is niet vanaf het begin van het ontwerp rekening gehouden met de kwaliteiten van de biobased materialen.’

‘Voor een goede businesscase is het zaak dat je vanaf dag één inzet op biobased. Als je ouderwets ontwerpt en bijvoorbeeld staal wil vervangen met hout, wordt het erg duur. Je maakt dan niet optimaal gebruik van de eigenschappen van het hout en andere biobased materialen. Maar als je vanaf het begin vanuit die materialen denkt, valt het verschil mee. Dan ga je anders dimensioneren, heb je minder materiaal nodig, en doe je het al met al een stuk intelligenter en betaalbaarder.’

Veel voorbeelden van biobased bouw zijn met lage bouwhoogtes en dichtheden. Terwijl overheden juist veel inzetten op binnenstedelijk ontwikkelen. Wat voor rol kan biobased bouw spelen in hoogstedelijk gebied?
‘Voor echte hoogbouw zijn biobased materialen niet zo geschikt. Voor hoge torens moet nog best wat geïnnoveerd en ontwikkeld worden. Biobased isolatie en gevelafwerking  zijn in combinatie met  hoogbouw wat ongelukkig, in verband met de brandeisen. Ook geluid is een uitdaging.’

‘Maar vergeet torens, neem hout als uitganspunt voor het ontwerp. Waar biobased materialen namelijk wel erg geschikt voor zijn: bouwen tot zestig meter. Tien verdiepingen red je echt makkelijk met houtkernmodules. Dat past ook prima binnen de verdichtingsambities van veel steden. Little C in Rotterdam had bijvoorbeeld makkelijk met hout gebouwd kunnen worden. Dat complex heeft dezelfde dichtheid als de Zalmhaventoren.’

‘Je moet de stedenbouwkundige uitgangspunten dan wel op de schop nemen. Welstandsnota’s zijn bijvoorbeeld helemaal niet ingericht op biobased materialen. Die gaan allemaal uit van baksteen en hebben een vormtaal die niet bij biobased past. We moeten dus met elkaar afspreken dat we hout en andere biobased materialen echt als uitgangspunt nemen en daar naar ontwerpen. Met andere dichtheden en geen hoge torens meer. Dat is dan de consequentie van carbon based design.’